Geen categorie

‘Kijk me eens aan’

Het wordt kinderen, maar ook jongeren en volwassenen, met autisme best vaak gevraagd: ‘Kijk me eens aan.’ 

‘Kijk me eens aan’ gebruik je als je contact met iemand wil maken. Je probeert iets uit te leggen of een stukje opvoedkunde toe te passen. Je wilt iemand ‘bij de les halen’, met veel ernst gevaar uitleggen of uitzoeken of de jonge sollicitant goed is opgevoed. ‘Kijk me eens aan!’

Een andere reden om elkaar goed aan te kijken is uit romantische overwegingen. Maar je merkt dan al dat het schuurt: aankijken is zo makkelijk niet. Wanneer, hoelang, wanneer mag je weer wegkijken. En hoe doe je dat wegkijken? Snel en abrupt, of na wat geknipper en een diepe zucht? Wat zegt de manier waarop je weer wegkijkt? In de lach schieten is natuurlijk helemaal niet de bedoeling: de ander zal denken dat je die uitlacht. 

Elkaar aankijken is ontzettend lastig! Probeer het maar eens. Met een vreemde op straat? Dat is niet altijd verstandig. Je intuïtie speelt hier een grote rol in: ‘kan het wel, kan het niet’ en meestal kan het niet. Met je beste vriendin? Grote kans dat jullie zo meteen gillend van de lach over de grond rollen. Met die leuke jongen? O, ik zie het al. Dat gaan we dus echt niet doen. 

Met je collega dan. Of een vertrouwd familielid. Vraag het eens: ‘Ik onderzoek iets over elkaar aankijken. Hoe werkt dat voor jou, iemand aankijken?’ Je zult zien dat het onmiddellijk ongemakkelijk wordt. Zodra je bewust iemand aankijkt, worden de regels onduidelijk. Wat anders gewoon vanzelf gaat, moeiteloos en vanzelfsprekend, wordt ineens beladen en lastig. Zodra iemand je recht aankijkt en dit te lang doet of te indringend, komt er automatisch een vraag bij je op: ‘Wat bedoel je?’

Voor iemand met autisme is, net als voor heel jonge kinderen, aankijken moeilijk. Er is al zoveel te zien in de wereld, zoveel om op te letten, zoveel delen waar een geheel van gemaakt moet worden. En wat kunnen gezichten afleiden. Die neus, daar kan je op drukken, die oogleden, daar kan je in prikken. Daar, achter die persoon, gebeurt van alles. 

Bijkomend punt is dat iedereen die er een paar films over heeft gezien weet dat autisten liever geen oogcontact maken. Het gevolg hiervan is dat oogcontact slechts als uiterst redmiddel wordt gevraagd: bij een ernstige mededeling of een standje. Nu hebben we niet alleen ongemakkelijk oogcontact maar ook nog eens slechte associaties met oogcontact: ‘Kijk me eens aan’ betekent oh, o, weinig goeds. 

Bij sommige kinderen en ook jongeren/volwassenen merk je direct een verstrakking of weerstand als je om het oogcontact vraagt. Anderen doen wat je zegt maar van contact is nog steeds geen sprake: ze kijken als het ware door je heen.     

Toch is iemand kunnen aankijken belangrijk in de wereld. Je voelt je misschien een buitenbeentje als je het niet kan. Of je wilt het bij een sollicitatie toch kunnen doen. Of je hebt zelf ook het gevoel dat je informatie mist als je mensen niet zo af en toe aankijkt.

Mijn partner en ik hebben onze jongens nooit gevraagd om oogcontact en zeker niet voor standjes. En toch, hoe ouder ze werden, hoe beter het ging. Vanzelfsprekend, net als bij jou en mij en iedereen: niet te lang en niet te kort. Soms was het nodig om indringend contact te maken, bijvoorbeeld als ze helemaal opgeslokt waren door hun eigen wereldje. 

Bij de jongste deden we dit door zijn handen vast te pakken, terwijl we zeiden dat we dit gingen doen (‘jouw handjes in mijn handen’). Bij de oudste door even te wachten tot hij weer benaderbaar was. Haast ongemerkt verdween de noodzaak om deze alternatieven en bleek het wel mogelijk om oogcontact te maken. 

Anderen geven er de voorkeur aan als hun naam een aantal keer zacht gezegd wordt, of hebben misschien juist een geluid nodig om weer te ‘landen’. Er zijn veel manieren om contact te maken zonder ‘kijk me eens aan’. Als mensen het zelf niet kunnen aangeven, weten de ouders of begeleiders wel hoe je dat contact zonder oogcontact toch kan maken. 

Vragen om oogcontact kan natuurlijk wel een van de manieren zijn. In dat geval weet je ook zeker dat het geen probleem is.

Het oefenen met oogcontact deden we dus op een andere manier en om andere redenen dan het maken van contact. We deden staar-gevechten, net als de poezen! Ze vroegen om trucjes, zoals: als je niet wilt aankijken, kijk dan naar het punt tussen iemands ogen, of vlak langs iemand. Het is dan net of je iemand wel aankijkt. En naarmate ze meer mensen meer ging vertrouwen, groter werden en op hun eigen manier oefenden en mochten uitproberen, zonder straf of dwang, ging het aankijken min of meer vanzelf steeds beter. Het lukt nog steeds niet bij mensen die ze niet vertrouwen, maar hebben we daar niet allemaal wat moeite mee?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s