
Wat zijn intrusies?
Intrusies. We hebben ze allemaal wel eens. Je rijdt op de snelweg en plotseling denk je: ‘Ik ram mijn voorganger, ik ram hem zo van de weg af, zo in zijn bumper!’ Of je ziet spelende kinderen en je ziet voor je hoe je ze allemaal platrijdt. Sommige mensen denken ineens aan seks met hun oma of hun broer of zus, anderen zien ineens voor zich hoe ze de jonge kat van de buren tegen de schutting timmeren. Bam! Hoe komt dat nou in je hoofd. Rare gedachten die zomaar bij je binnendringen. Gedachten waar je je dood voor schaamt, waarover je denkt: ‘Nee, nee, dat wil ik niet!’ Ieuw!
Dat zijn ze dan: intrusies.
Dacht men vroeger dat een intrusie een wens van het onderbewuste was, tegenwoordig denkt men dat het lompe een waarschuwing van het onderbewuste is. Als je je tijdens kraamvisite ineens inbeeld dat je de baby wurgt is dat absoluut geen wens, maar wel een waarschuwing: ‘Wees voorzichtig met baby’s.’ Als je bij het oversteken denkt: ‘Wat nu als ik iemand voor die auto duw?’ is dat geen wens maar een waarschuwing: ‘Wees voorzichtig met oversteken en denk om andere mensen.’
Iedereen heeft deze gedachten. Ik had er vandaag nog eentje. Ik zag een bezem en zag ineens levendig voor me hoe ik me daarop stortte zodat de steel mijn keel doorboorde. Deze gedachten komen, je verwondert je, en je laat ze gaan. Natuurlijk wurg je de baby niet, natuurlijk duw je niemand voor een vrachtwagen, duh. Onzingedachten, weg ermee. Je staat er niet eens lang bij stil, natuurlijk is het onzin.
Tot er een keer een gedachte voorbijkomt die blijft plakken. Bijvoorbeeld omdat het een onzingedachte is maar wel een echte gedachte zou kunnen zijn. ‘Hmm, misschien wil ik stiekem wel graag boodschappen doen in een zeemeerminnenkostuum.’ Of: ‘Hmm, misschien wil ik de hond van de buren echt iets aandoen, hij blaft wel erg veel.’
Of misschien blijft de gedachte wel plakken omdat je hem juist heel erg niet wilt denken. Het genieperige van een intrusie is dat je jezelf er kapot voor schaamt dat je hem denkt. Je wilt het liefst die gedachte verborgen houden, nooit meer denken, heel ver wegstoppen. En wat gebeurt er als je heel erg niet aan groene konijnen wilt denken? Precies. Ineens denk je er voortdurend aan.
De regel hierbij is: als je jezelf ongemakkelijk voelt bij de gedachte dat je wat je denkt, ook echt moet uitvoeren, dan is het een intrusie. Je hoeft echt niet in een zeemeermin outfit naar de supermarkt. Van wie zou dat moeten? Van jezelf? Maar denk je: ‘Wauw, tof idee!’ dan is het gewoon een wat merkwaardige maar echte gedachte.
En die intrusie, die gedachte waar je jezelf zo voor schaamt? Dat is maar een gedachte. Ruis op de lijn. ‘Ergens in gaan geloven’ of ‘iets doen’ terwijl je dat niet wilt is onmogelijk. Je bent er zelf bij, je kan kiezen. Als je dan ook nog weet dat zo’n gedachte geen wens is maar een waarschuwing, dan is het toch appeltje, eitje, klaar? Weg met die gekke gedachte en door met het leven!
Van intrusie naar dwang
Maar zo werkt dat niet als je hoofd dwarsligt en voortdurend wil denken aan dat ene waaraan je niet wilt denken. Je snapt het, je weet het, je begrijpt het. Maar gedachten als ‘stel dat ik niet meer in wetenschap kan geloven’ of: ‘stel dat ik echt de buurvrouw wil vergiftigen’, gedachten die je juist niet wilt, blijven oppoppen in je hoofd. Daar zaaien ze onrust en slurpen ze energie weg. Hoe harder je probeert om er niet aan te denken, hoe enthousiaster ze zich melden. Denk maar aan dat groene konijn. Of liever … denk niet aan het groene konijn, gna gna. Je ziet hem al voor je, hè? Nee, nee, pas op, niet aan een groen konijn denken!
Soms worden de storende gedachten dwanggedachten, waarbij je telkens maar aan je vervelende gedachte blijft denken en het je dagelijks leven verstoord. Je bekijkt er alle kanten van. Je zoekt redenen: waarom denk je dit eigenlijk. Je zoekt oplossingen: als je nu eens dit doet en dat aanpast, dan wordt de wereld wel weer goed. Je piekert erover: is het niet toch stiekem een wens? Denken over je rare gedachte lijkt wel een obsessie te worden en wat nog erger is, de gedachte neemt andere gedachten mee. Het wordt steeds erger!
En kom dan maar weer eens terug naar de plek die rustig en kalm is, waar je gewoon lekker je eigen leven leidt en zo nu en dan eens flink scheldt op de buurvrouw die elke dag wil barbecueën en op de auto die zo verliefd is op jouw auto dat ie voortdurend aan je bumper kleeft. Gelukkig lukt dat terugkomen vrijwel altijd toch. Het kost moeite, je moet streng voor jezelf zijn, maar uiteindelijk ebben de gedachten weer weg.
Intrusies en autisme
Als je autisme hebt, heb je niet meer kans op intrusieve gedachten dan andere mensen. Je hebt wel een iets grotere kans dat de gedachte blijft plakken en hinderlijk lang bij je blijft.
Dit heeft te maken met rigide denken en met ‘een geheel van de delen’ maken.
Veel autisten denken, om de controle over een lastige wereld vast te houden, redelijk star. Afspraak is afspraak. De regel is de regel. Dat is helder en overzichtelijk. Als je ook nog alle uitzonderingen moet onthouden, dan wordt het wel erg ingewikkeld. Dus geldt: ‘Als 99% van mijn gedachten kloppen, dan klopt deze gedachte ook. Ik wil het niet, maar ik denk het, dus ik zal het toch wel willen. Maar ik wil het niet!’
Daar ga je al. Nu denk je eigenlijk al te lang niet aan dat groene konijn waar je niet aan zou denken.
Wat ook meespeelt is de training ie je als autist automatisch krijgt op het gebied van een deel in het geheel passen. Dit is de kast, dat is de stoel, dat is de gieter, dit moet mijn klas zijn. Dit is de boom, dat is de flat waar de theedoeken buiten hangen, daar zijn de stoplichten, dit is de weg naar de supermarkt. Alles past in elkaar en leidt ergens naartoe. Past er een stukje niet, zorgt dat voor onrust.
De aard van intrusieve gedachten is dat ze niet passen. Dit wekt verwondering: waarom denk ik dat? En die verwondering leidt er ook toe dat de gedachte een witte beer wordt: hij blijft langer hangen dan de bedoeling is en komt vaker terug.
Dit maakt de kans dat een opdringerige gedachte bij autisme ineens een dwanggedachte wordt wel groter.
Hoe kan je helpen?
Professionele hulp inschakelen is fijn. Let op de wachtlijsten: die zijn nog steeds erg lang en in de tussentijd moet je ook wat. Probeer goede voorlichting te vinden en te geven over waar dit soort gedachten vandaan komen. Leg uit dat ze geen wens zijn, geen gedachte van belang. Je hoeft niet aan alle kanten te onderzoeken waarom je dat denkt. Het is ruis. Een veilige omgeving, rust, structuur en regelmaat helpen. Vertrouwelijkheid helpt. Het zijn immers nare gedachten, om je kapot voor te schamen. Dan kan je ze als ouder, vriend of begeleider nog zo vinden meevallen (‘Ah joh, iedereen heeft wel eens zin om de koffie uit Frits zijn handen te slaan’), voor degene die de gedachte heeft zijn ze rampzalig. Men moet erop kunnen rekenen dat je het niet door zal vertellen of het er in het openbaar over gaat hebben. Hulp en gezelschap bij het doen van de dagelijkse dingen helpt. Afleiding helpt: ‘Zullen we lekker gaan wandelen en een beetje over andere dingen kletsen?’
Meegaan in de dwang of helpen om de dwanggedachte te onderzoeken helpt niet. Dat maakt het groene konijn alleen maar sterker. Zeggen: ‘Het is ruis, ik weet dat je dat niet echt denkt of echt wilt’ kan helpen.
Hoewel ik dan ook al eens fel terugkreeg: ‘Maar ik denk het wel echt!’ Dat herinnerde me er weer aan hoe belangrijk goed formuleren is bij autisme. ‘Ik weet dat je eraan denkt, ik weet ook dat jij niet een persoon bent die dat dan ook daadwerkelijk wil doen.’
Edit: waar ik schrijf: ‘groen konijn’, kan je ook lezen: ‘witte beer’. Of: ‘Eiffeltoren’.
Verder lezen?
https://www.mentaalvitaal.nl/psychische-aandoening/dwangstoornis
“Intrusies zijn onzinnig en daarom onbelangrijk. Onbelangrijke zaken kan je vergeten/uitvegen.”
Dat is hoe ik als zeer laat (met 59 jaar) gediagnosticeerd Asperger (IQ 142) er mee om heb leren gaan.
Respect voor al het leven (van stenen tot mensen) heeft mij ook daarbij geholpen.
LikeLike
Weer een verhelderen stuk.
LikeGeliked door 1 persoon