
Een van de grootste frustraties van ouders met kinderen in de peuter/kleuter leeftijd is dat hun kleine kinderen nergens naar lijken te luisteren. Instructies vergeten ze, ze denken geen moment na voor ze wat doen. Hoe vaak je ook nee, pas op en mag niet zegt, ze doen het toch. Doen die kinderen dat nou puur om je te pesten?
Nee. Het voelt misschien wel zo, maar met pesten heeft het niks te maken. Om te kunnen pesten moet je uit zijn op het effect ‘iemand dwarszitten’. Ik doe dit, dus daar heb jij last van. Oorzaak -> gevolg. En juist oorzaak –> gevolg denken is bij heel jonge kinderen nog niet goed ontwikkeld. Daarbovenop hebben ze ook nog eens een gebrekkige impulscontrole. Voordat ze kunnen bedenken ‘Oei, dit moet ik niet doen’, hebben ze het al gedaan.
Eerst doen, dan denken
Impulsiviteit. Iets denken en het meteen doen. Dat is een eigenschap die veel ouders herkennen bij hun kleuters. Pas later ontwikkelt zich de impulscontrole, die ervoor zorgt dat je eerst denkt en dan pas doet.
Impulscontrole is een vaardigheid die zich ontwikkelt van baby tot ver in de twintig. Het is een complexe zaak, waar veel andere vaardigheden bij komen kijken. Er zijn dan ook tal van volwassenen waarbij het ook nog niet zo lekker gaat met de impulscontrole. Bij jongeren zie je een gebrek aan impulscontrole én oorzaak gevolg denken als ze levensgevaarlijke stunts uithalen. Van het dak afspringen, op een rijdende trein springen, drie liter bier achter elkaar op zuipen. Bij volwassenen zie je die problemen vaak terug in verslavingen of ruzie schoppen op straat of internet.
Dat ook oorzaak gevolg denken in die gevallen nog niet optimaal is ontwikkeld, mag duidelijk zijn. Het gevolg van drie liter bier is in het beste geval een enorme kater en in het slechtste geval een ziekenhuisopname. Het gevolg van iemand in elkaar schoppen is in het beste geval ontslag en in het slechtste geval een gevangenisstraf.
Maar we hadden het over de peuters en de kleuters. Als volwassenen het al lastig vinden, hoe is het dan voor onze kleintjes? Hoe kunnen wij voorkomen dat ze door hun impulsiviteit in de problemen komen of ons als ouder tot waanzin drijven?
De regels onthouden
Allereerst is het belangrijk om te weten dat jonge kinderen vaak een regel vergeten, als ze de persoon die de regel aan hen vertelde niet meer zien. Voor een jong kind ben je al snel niet meer zichtbaar. Een kind van 1 is jou als verzorger kwijt als je meer dan een meter bij hem vandaan bent. Voor een tweejarige is dat twee meter, een driejarige drie en een vierjarige vergeet de hele boel zodra je de kamer uit bent.
Je ziet kinderen dan ook vaak schrikken als ze ‘betrapt’ worden. Dat is geen schrik uit berekening: ‘Ik dacht dat ik hiermee wegkwam, maar helaas, ik ben betrapt’. Het is een schrik die zegt: ‘Nou weet ik het weer, dit mocht niet! Hoe kon ik die regel nou vergeten?’
Daarnaast is het belangrijk om te bedenken dat het oorzaak en gevolg denken bij peuters en kleuters nog niet ontwikkeld is. Als ik dit doe, dan gebeurt dat. Voor ons is het logisch dat een glas overstroomt als je er te veel water in doet, een kleuter moet dat nog ontdekken. Voor ons is het logisch dat je aangereden kan worden als je zomaar oversteekt, een kind moet dat nog ontdekken. Een goudvis uit de kom gaat dood, verf gaat niet zomaar van je gezicht af en een gebroken kopje is voor altijd stuk. Wat je niet wordt verteld, wat je nog niet hebt ervaren, dat weet je niet. Oorzaak gevolg denken is een van de belangrijkste vaardigheden die je moet hebben om te komen bij: eerst denken – dan doen.
Wat is er nog meer nodig?
Bij de ontwikkeling van impulscontrole komt behalve oorzaak gevolg denken nog veel meer kijken. Zo moet je je eigen gevoelens goed kunnen herkennen. Als je niet weet hoe het voelt als je boos gaat worden, dan ben je het ineens. En als je ineens boos bent, kun je met dingen gaan gooien, schreeuwen, stampvoeten. Dan krijg je straf. Je moet die gevoelens leren kennen en herkennen: niet alleen boos, maar ook wat er met je gebeurt voor je boos bent.
Kinderen leren over gevoelens en oorzaak – gevolg door af te kijken bij hun ouders, broers en zussen en klasgenoten. Als je kind het moeilijk vindt, kan je helpen door hardop te verwoorden wat oorzaak en gevolg is en hoe jij je daarbij voelt. ‘Ik laat dit vallen, dus het is stuk. Nu ben ik verdrietig.’ Of: ‘Ik ben een boodschap vergeten, dus ik moet terug naar de winkel. Nu ben ik boos op mezelf.’ Dit gebeurt, dus dat gebeurt, dus nu voel ik me zo. ‘Ik werd boos op iemand, dus iemand werd boos op mij, nu voel ik paniek.’
Dit ‘vertellen wat je doet en voelt’ zorgt er ook voor dat kinderen steeds meer woorden leren kennen. En die taal, ook die is reuze belangrijk. Je moet de instructies wel kunnen begrijpen. Je moet de zinnen snappen en kunnen onthouden. Instructies moeten duidelijk en helder zijn.
Zulke jonge kinderen begrijpen bijvoorbeeld niks van sarcasme of ironie. ‘Nou, dat heb je dan weer geweldig gedaan’, uitgesproken op smalende toon, is enorm verwarrend. Wat is het nou? Geweldig of geweldig stom? Of wat te denken van: ‘Ga vooral zo door.’ Of: ‘Nou, jij moet wel heel veel van me houden, als je je zo gedraagt.’ Als je niet weet wat ‘dan zwaait er wat’ betekent of totaal verkeerd begrepen wordt: ‘je doet dit zeker om mij te treiteren’, kun je helemaal niks met die informatie.
Net zo belangrijk als weten wat je niet mag doen, is weten wat je wel mag doen. Je mag de kat niet slaan. Je mag haar wel aaien. Dus je mag niet schreeuwen tegen papa, je mag wel samen met papa schreeuwen. Je mag niet uit je bed als het lampje uit is, maar je mag wel met je knuffels spelen. Je mag niet tegen het aquarium tikken, je mag wel met je vinger over het glas strijken.
Je eigen fouten maken
Oorzaak en gevolg, gevoelens herkennen, woordenschat opbouwen, weten wat je wel mag doen. Samen helpen ze de impulscontrole van een kind ontwikkelen. En daar hoort nog een, vaak voor ouders zeer frustrerend punt bij: kinderen hebben de ruimte nodig om hun eigen fouten te maken. Alleen dan leren ze over oorzaak en gevolg. Als het gevolg altijd een boze ouder is, leren ze niet dat het gieten van te veel melk in een beker leidt tot een overstroming. Valt je bellenblaas om, dan moet je nieuwe maken. Sla je de bal op het dak, dan moet hij er weer af. Trek je geen sokken aan, dan krijg je koude voeten.
Het is niet altijd leuk, handig en praktisch om kinderen fouten te laten maken. Soms kan het ook niet, het mag natuurlijk nooit gevaarlijk worden. En als je een enorme hekel hebt aan troep in huis, blijf dan maar eens rustig zitten als de cornflakes niet alleen in het bakje gaan, maar ook over de tafel en de stoel en de vloer.
Je zou, om de boel wat onder controle te houden, het kind wel fouten kunnen laten maken op een verantwoordde manier. Zelf de melk in een beker laten schenken, maar de beker wel op een diep bord zetten, bijvoorbeeld.
En nu met autisme
Het ontwikkelen van impulscontrole en oorzaak-gevolg denken is dus sowieso een langdurig proces. Zeker als er ook sprake is van autisme, kan het een enorme en langdurige uitdaging zijn. Bij de meeste kinderen gaat het proces vrij automatisch. Je hoeft je als ouder wel druk te maken om de gevolgen maar niet over het aanleren op zich. Bij autisme moet je er eigenlijk veel meer bewust mee bezig zijn. Nog vaker benoemen. Nog vaker uitleggen. Nog vaker aangeven ‘wat dan wel’. Heel vaak: stop! Het proces duurt, omdat het niet zo automatisch gaat, veel langer en dan hebben we het soms over maanden en soms over jaren.
Oorzaak en gevolg zijn voor kinderen met autisme door het denken in details nog moeilijker te zien en dus nog moeilijker te begrijpen. ‘Welk detail heeft ervoor gezorgd dat wat ik deed verkeerd afliep?’ Ook hierin moet je sturen en uitleggen: wat was nou de oorzaak?
Hetzelfde geldt voor abstracte taal als ‘ik ben boos op je’. Wat betekent dat dan, als jij boos op mij bent? Je moet veel meer taal uitleggen dan bij kinderen zonder autisme en je moet instructies veel vaker herhalen. Terugvragen om te controleren of ze het echt begrepen hebben is ook een aanrader. Als je kind denkt dat de pedalen van een fiets ‘schoen’ heten, krijg je moeilijke gesprekken omdat jij denkt dat jullie het over hetzelfde ding hebben, maar dit niet zo is. Sarcasme en ironie zijn ook niet aan hen besteed. (Tot de kinderen zelf sarcasme door hun taal gaan gooien, dan heb je ineens een heel ander opvoedprobleem …)
Ook is het mogelijk dat sommige delen van de ontwikkeling wel goed op gang komen, bijvoorbeeld kunnen lezen of het gevoel voor rechtvaardigheid, terwijl andere delen achterblijven. Dat maakt het soms lastig om in te schatten of ongehoorzaam zijn ‘niet willen’ of ‘niet kunnen’ is.
En dan is er nog de irritante: ‘op school/bij de buren/bij oma kan je het wel’ factor. Nou zijn school/ de buren/ oma wel de momenten waarop een kind extra alert is. Die alertheid maakt het makkelijker om het juiste te doen. Maar thuis, thuis is ook de plek waar je uitrust, de spanningen van je afschudt, even alleen kan zijn, even niet zo hoeft op te letten. Dan gaat het eerder fout. Gelukkig is dat ook een teken van vertrouwen. Een kind dat thuis ‘stout’ durft te zijn, voelt zich veilig, heeft vertrouwen in zijn ouders en durft zich te ontspannen. Die gedachte geeft troost.
Toch kan dit alles kan maken dat het voelt alsof je wel heel erg veel moet pikken van je kind. De hele dag politietje spelen is erg vermoeiend. Als je jezelf dan ook nog afvraagt of je kind het persoonlijk op jou gemunt heeft, wordt het extra vermoeiend. Dat het ontmoedigend lang kan duren voor je effect ziet helpt ook niet. Mijn eigen haast volwassen zoon blijft nog steeds hangen in: ‘Ik denk het dus ik doe het’, hoe vaak ik ook met hem oefen en hoe goed hij in theorie ook weet dat acties een gevolg hebben.
Maar als ik verslagen lees van vijf of tien jaar geleden zie ik dat wat we doen (benoemen, veilig oefenen, alternatieven aanbieden en heel veel uitleggen) echt wel effect heeft. Het heeft wel degelijk zin, ook al zie je dat niet, omdat het niet snel gaat. Maar het gaat wel. En dat geeft hoop. Autisme is geen stilstaand water, er is altijd ruimte voor groei.