Als je kinderen met autisme gaat opvoeden en je krijgt ouderbegeleiding vallen al snel de woorden structuur, planbord en consequent zijn.
Met dat consequent zijn had ik moeite. Enorme moeite.
Mijn eigen persoonlijkheid
Van huis uit ben ik nogal een chaoot. Mijn hoofd is, hoe zal ik het omschrijven, springerig. Ik zal het geen ADHD noemen, het is meer een overdaad aan ideeën die even voorbij flitsen en vervolgens met zichzelf in discussie gaan.
– Misschien moet je een boek schrijven over depressies.
– Nee, joh, dat moet je niet doen je weet wat daarvan komt.
– Ja, maar misschien moet ik het toch doen want wie weet help ik iemand.
– Help eerst jezelf maar eens en trouwens, weet je wel hoeveel je nog schrijven moet?
– O ja.
…
– He, misschien moet ik daar een hangplant hangen!
– We kunnen er eentje gaan kopen.
– Ja, zo’n leuke die je heel vaak kan stekken!
– Ja, jottem.
Eigenlijk vind ik dat wel een leuke eigenschap van mijn hoofd. Ik verbind ook makkelijk feitjes, heb een grote woordenschat en een brede interesse, dankzij die springerigheid.
Maar die springerigheid stond, vond ik, ernstig in de weg van consequent zijn.
Wat was mijn idee van consequent zijn?
Consequent zijn betekende voor mij: altijd hetzelfde handelen in dezelfde situatie, en een eenmaal gestelde regel niet meer wijzigen.
Om dat te kunnen doen, moet je zelf al die regels heel goed onthouden. En je moet consequenties verbinden aan het overtreden van de regels, liefst ook altijd dezelfde.
Consequent zijn en autisme
Maar kinderen met autisme, zeker als ze nog heel jong zijn, moeten nog zo ontzettend veel leren dat het echt niet te doen is om overal regels voor te maken, laat staan om ze allemaal te onthouden.
Bovendien bleek het ontzettend moeilijk te zijn om regels zo te formuleren dat ze duidelijk genoeg waren voor mijn kinderen. Uitzonderingen die logisch zijn, waren voor hen helemaal niet logisch. Neem iets simpels als: ‘niet zomaar de straat oversteken.’ Duidelijke regel, totdat je uit veiligheidsoverwegingen wilt dat ze een keer niet dat hele ritueel van kijken en controleren doen en snel oversteken. Mijn arme kinderen liepen helemaal vast op het dilemma en ik moest halverwege de zebra terug rennen, vlak voor een ongeduldige auto langs, om te zorgen dat ze niet in hun eentje aan de verkeerde kant van de weg achterbleven.
Een andere hindernis was het ‘oorzaak en gevolg’ denken. Dat kwam bij hen veel later op gang dan bij andere kinderen. Hoe kan je nou iemand straffen die dat verband niet ziet? Je kan het wel proberen, maar de bedoeling van een straf is dat het herhaling voorkomt. En dat gebeurde dus niet. Dan is straffen alleen maar sneu en sturen een veel betere optie.
Goede pogingen
O, ik deed wel eens een poging om ‘consequent te zijn in opvoeding’. Dan nam ik het planbord, veegde het leeg en zette er enkele simpele regels op die me niet al te problematisch leken om te handhaven.
- Zo laat naar bed
- Schoenen in de gang zetten
- Niet op de radiator gaan staan
Dat werd natuurlijk niks. Om te beginnen lukte ‘zo laat naar bed’ me nooit. Ik had twee watervlugge kikkertjes en als ik de een in bed had, sprong de ander weer uit het mandje. Moest ik ze dan maar voortdurend straffen? Of moest ik mezelf straffen voor ‘slechte instop technieken’?
De organische manier: ‘elk kind op het geschikte moment in bed helpen’ werkte vele malen beter. Ik vond het vreselijk inconsequent van mezelf maar de vaste bedtijd ging niet door.
De schoenenregel dan? Die is supersimpel!
Schoenen in de gang zetten. O, zucht, zo vaak hoorden ze me niet eens meer, zo overprikkeld kwamen ze dan binnen. Eerst moesten ze weer aanspreekbaar worden en dan konden we het eens hebben over schoenen. Hierdoor werd het geen gewoonte als in: binnenkomen en opruimen. Zij dachten er niet aan, ik dacht er niet aan – ik raapte ze gedachteloos op en zette ze op hun plek.
‘Ja, maar dan moet je ze gewoon laten liggen, dan komen ze er wel achter hoe onhandig dat is.’
Het enige dat ik daarmee bereikte was dat ze doorkregen dat je zonder schoenen niet naar school hoeft. Zelfs als mama je wegstuurt, stuurt de school je gewoon terug. Jaren later verstopten ze nog hun schoenen als ze ergens niet heen wilden. Dat hadden ze dan maar mooi wel geleerd.
Zo waren er talloze voorbeelden waarbij mijn: ‘consequent zijn’ mislukte of voor mezelf ongewenste effecten had.
Behalve..
Behalve bij ‘op de radiator staan’. Onze radiator is een ouderwets smeedijzeren geval waar je jezelf vreselijk aan kan bezeren. Daar kon ik het ineens wel consequent zijn: geen grappen bij de kachel.
Ik ging daar eens over nadenken. Wat ging daar anders?
- Ik was consequent met liefde
- De regel was heel simpel
- Het had een duidelijk doel, ook voor mezelf
- Er was een dwingende noodzaak om het 700 keer op een dag te zeggen.
Hehe, eindelijk was ik erachter. Consequent zijn betekende niet dat ik tegen heug en meug regels moest invoeren waar ik niet achter stond, alleen maar omdat dat opvoedkundig correct was.
Consequent zijn betekent niet: regels handhaven.
Het betekende ‘alleen maar’ dat ik consequent moest zijn in mijn gedragingen. Ik moest als moeder voorspelbaar en echt zijn. Consequent zijn zit niet in regels, het zit in de houding.
Ze moesten zeker weten dat ik na een standje nog steeds van ze hield.
Ze moesten zeker weten dat ze van mij altijd eten, knuffels en pleisters kregen.
Ze moesten zeker weten dat ik zou doen wat ik ze beloofde.
Dat is consequent zijn: herkenbaar zijn. Iemand waarop je kunt bouwen.
Regels maken is iets heel anders
Toen ik eenmaal doorhad dat consequent zijn niet hetzelfde was als regels maken en handhaven, lukte het met die regels ook ineens een stuk beter. Ik hoefde helemaal niet overal regels voor te verzinnen, ik hoefde dat alleen te doen voor de heel belangrijke dingen. De op leven en dood zaken.
Er kwamen drie nieuwe regels.
- Niet dondertjes jagen op de trap
- Zachtjes doen met elkaar: schoppen, slaan, krabben schelden mag niet
- Op straat bij mama blijven.
En al die andere dingen dan? Opruimen, op tijd naar bed gaan, handjes geven, vieze kleren in de wasmand doen?
Echt, al die dingen lukken uiteindelijk op de momenten waarop ze eraan toe zijn. Dan is het geen regel, maar een aanwijzing: ‘Kijk, zo doen we dat.’ Een aanwijzing die je een paar keer moet geven, tot het beklijft. Net zoals het gaat voor een kleuter met een normale ontwikkeling, maar dan een paar jaar later. De Oudste was elf toen hij dat ineens kon en de Jongste is nu veertien en het lukt nog niet, maar zo af en toe doen we een poging, met alle liefde en plezier en zo heel stiekem zien we soms een eerste aanzetje.
En de structuur die ‘regels’ biedt dan, waren ze daar niet zelf het meeste bij gebaat?
Zeker. Maar niet als er ruzie voor nodig was. Wat heeft nu minder structuur dan een ruzie?
Op dit punt kon ik voor mezelf het hele concept: ‘consequent zijn’ aanpassen naar: mezelf zijn. En het hele dilemma over de regels omzetten naar: ‘kies je gevechten.’ Het leefde echt een stuk prettiger toen ik niet meer steeds boos op mezelf hoefde te zijn omdat ik weer niet consequent genoeg was geweest.