Op deze plek staat meestal een blog over autisme. Maar omdat iedereen in de week van autisme al genoeg over autisme kan lezen EN het net boekenweek is geweest, dacht ik: ‘Ik doe eens wat anders. Ik ga het eens hebben over mijn andere werk.’
Ik begon aan een filosofisch betoog over feminisme in 1986 en 2019 en merkte al snel dat autisme niet geschrapt wilde worden.
Het 24/7 begeleiden van twee kinderen met autisme is tijdrovend. De Jongste kan niet zonder toezicht, waardoor ik 24/7 op een veertienjarige kleuter pas die ik niet overdag naar school kan brengen en waar ik niet even de buurvrouw of mijn moeder voor kan inschakelen.
Carrière
Het tegelijkertijd in stand houden van enige vorm van carrière op het gebied van (jeugd)auteurschap is dan ook een jongleerspel van jewelste. Anders dan mijn collega’s kan ik niet even op schoolbezoek of lezingen geven, want wie past er dan op Jongste? Soms is er een begeleider, maar wat als de tijd van de begeleider op is en de trein nog stilstaat of de snelweg nog steeds bezet wordt door een bonte verzameling stilstaande reizigers? Wat als er iets met hem gebeurt gedurende de dag waardoor de lengte van de opvang zoals we die bedachten niet langer haalbaar is?
Ik zou geen minuut rustig zitten.
Ook het schrijven zelf is een uitdaging. Schrijftijd moet altijd ergens tussen gepropt worden, het denkproces wordt altijd onderbroken door een ‘mama help’, ‘mama kijk’, ‘mama, ben jij een kip?’ Kort, ad hoc, werk waarbij een onderbreking kan, dat lukt.
Maar een schrijver werkt ook in opdracht en alleen als die opdracht goed uitgevoerd is volgt er een volgende opdracht. Nu weet ik best dat ik ‘nee’ moet zeggen als het niet kort en ad hoc is en ik toch al weet dat er geen rustige dagen zijn om me netjes op zo’n opdracht te werpen. Maar soms is het zo verleidelijk dat ik toch ‘ja’ zeg. ‘Ik verzin er wel wat op’, denk ik dan. Waar in de praktijk niks van terecht komt. En die uitgever, die ook alleen maar zijn boterham wil verdienen, zal de volgende keer zeker niet meteen aan mij, de ongeïnspireerde sloddervos, denken.
Ik kan geen minuut rustig zitten, ik ben de moeder. Maar ik ben ook de vrouw.
De boekenweek
‘De moeder, de vrouw’ was het thema van de boekenweek en hoewel ik me ook hier niet volledig in kon storten, heb ik er toch her en der wat van opgestoken.
Ik herkende me in een stuk van Japke-d Bouma waarin zij uitlegt hoe vrouwen vooral ingehuurd worden of aan de top komen als er iets op te ruimen valt. Waar het lastig is, is het de vrouw die de boel komt redden.
Ook kon ik het helemaal eens zijn met Maaike Meijer , die in VPRO boeken nadrukkelijk uitlegde dat er niet zoiets bestaat als ‘De vrouw’. We zijn allemaal uniek. Waar het lastig is, is het een vrouw die de boel komt redden, op haar eigen manier.
Even later vertelde ook Niña Weijers over haar beleving van het feminisme en ook zij gaf aan dat HET feminisme volgens haar niet bestaat, er zijn tal van vormen. Maar ze zei nog iets. Als kind in de jaren 80 stond haar boekenlijst vol met mannelijke schrijvers. Raar, zo vonden zowel zijzelf als tafelgenoot Altruid Truijens achteraf. Waarom vonden we die extreem mannelijke seksualiteit van Wolkers eigenlijk zo gewoon?
‘Ik vond Wolkers niet gewoon en ik had ook vrouwen op mijn lijst!’ protesteerden mijn hersenen onmiddellijk. Bij nadere beschouwing bleken dat er maar drie te zijn: Tessa de Loo, Judith Herzberg en Marga Minco. En Wolkers had ik er, ondanks mijn verbijstering over ‘Serpentinas petticoat’, toch opgezet. Ik was niet zo feministisch als ik dacht, dus.
Mijn feminisme
Dit zorgde ervoor dat ik ging nadenken over mijn huidige kijk op mijn feminisme. In hoeverre ben ik me daar nog bewust van, sinds ik behalve de Moeder, de Vrouw, ook de Zorgmoeder ben? Is daar nog wel wat van over?
Het ziet er niet zo best uit.
- Ik ben beperkt in de tijd die ik heb om over mezelf en de wereld na te denken.
- Ik ben beperkt in de tijd en de middelen die ik heb om mezelf verder te ontwikkelen.
- Het rollenpatroon in ons gezin is ouderwets; man werkt, vrouw zorgt.
Dit is van praktische aard, omdat mensen meer mijn ding zijn en techniek meer het zijne, omdat hij altijd al meer verdiende dan ik, omdat mijn carrière na de geboorte van de Oudste platlag omdat ik twee jaar moest revalideren, omdat in die periode zorgenkindje nummer twee het licht zag, nog voor we wisten dat het pad van Oudste ook anders zou lopen dan dat van een gemiddeld kind.
Met de kennis van toen…
Maar hadden we achteraf, als we hadden geweten hoe lang het intensieve zorgen zou duren, niet andere keuzes moeten maken in de betaalde / onbetaalde arbeidsverdeling? Waarom ging alle zorg eigenlijk zo zwijgend en naadloos mijn kant op? Had dat misschien toch meer te maken met mijn jeugd dan ik dacht? Overal om mij heen waren toen feministes maar dat had mij er niet toe gebracht om meer dan drie vrouwen op mijn boekenlijst te zetten.
Voor mijn generatie, de vrouwen uit de vroege jaren ’70, is de wereld veranderd van een plek waar een eenverdiener het huishouden kon laten draaien, naar een plek waar de volwassenen in het huishouden samen moeten werken om alles te betalen. Van een plek waar het uniek, gewaagd en vooruitstrevend was als een vrouw werkte, naar een plek waar het van vrouwen verwacht wordt. Van een plek waar ouders zeiden: ‘Och, jij hoeft niet naar school’ en leraren zeiden: ‘Och, een drie, nou ja, ze gaat later toch trouwen’ naar een plek waar je zonder gedegen opleiding een harde dobber hebt aan het vinden van een baan die bij je past.
De vrouwen die een jaar eerder werden geboren dan ik konden nog wel rekenen op enige overheidssteun en coulance, maar om de participatie van vrouwen te bevorderen, moesten de vrouwen die daarna waren geboren toch echt ‘de eigen broek ophouden’. Zonder de nodige handvaten, zonder financiële back-up om op te lappen wat er in de jaren daarvoor al misgegaan was aan voorbereiding op deze nieuwe zelfstandigheid. ‘Jullie willen toch voor jezelf zorgen? Nou, laat maar eens zien.’
De vrouw naar de werkvloer
Het was een uitdaging die zo werd opgezet dat we zouden falen.
- Pensioenen? Ja, nee, eerst maar eens zien dat je wel goed kan werken.
- Opleiding? Wat, je wist toch alles al?
- Hoger loon? Je hebt geen idee, he, wat je mannelijk collega allemaal Echt Doet?
En natuurlijk de uitspraak die elke vrouw van de pragmatische generatie en de generaties daarvoor wel kent, altijd uitgesproken tegen de echtgenoot: ‘Wat een leuke hobby heeft je vrouw toch.’ Dat ging dan over je baan!
De kennis van nu
We zijn van ver gekomen, denk ik, als ik de vrouwen van nu zie.
Dat je baan zo’n leuke hobby is, heb ik al in geen jaren meer gehoord. Vrouwen doen het goed op het HBO, op de uni, de lonen zijn nog niet gelijk maar het bewustzijn is er, de lonen worden steeds hoger. Het is voor vrouwen normaal dat ze ook pensioen opbouwen, opgeleid worden, dat er aandacht voor hun ontwikkeling is.
Maar er is ook dit. Er staan nog steeds meer mannen dan vrouwen op de boekenlijsten van onze studerende jeugd. Vrouwen van zo ongeveer mijn leeftijd komen moeilijk aan een baan omdat ze vroeger de juiste opleiding niet kregen en ook daarna minder kansen kregen om studies te doen. Ik hoor dat ook van vrouwen die nog werken: ‘Ik blijf maar zitten waar ik zit, want echt overal moet je tegenwoordig HBO voor hebben.’
Vrouwen die in de crisis werkeloos geraakt zijn en nu de kinderen groot zijn willen herintreden, moeten echt het geluk van een welwillende werkgever hebben, die in hen wil investeren zodat ze alsnog die studies kunnen doen. Alleen op die manier kunnen ze werk gaan doen dat ze leuk vinden en goed volhouden en niet alleen maar een baan aannemen omdat het werk is.
Met de wijsheid achteraf
De keuze die we 15 jaar geleden maakten, is dus niet de keuze die ik vandaag zou maken. Met de wijsheid achteraf had ik veel meer zorg in huis moeten hebben, zodat ik kon slapen, werken, mijn opleiding kon bijhouden, een nieuwe opleiding kon formaliseren. Merel van Vroonhoven en Lieke Lamb hebben ook een kind met autisme en zij hebben hebben ook een carrière.
Maar terugdenkend aan Meijer en Weijers stelde ik mezelf de volgende vraag: waren de situaties wel gelijk? Was de keuze die achteraf wijs was er eentje die ik kon maken?Nee.
Want die hulp is toch iets waar spaarzaam mee omgegaan wordt, omdat het zo duur is. Het is veel goedkoper als de ouder het zelf doet. En buiten dat, is het ook heel vaak heel lastig om passende hulp te vinden. Onze Jongste kon eigenlijk nergens terecht. Overal had hij 1 op 1 zorg nodig, wat dan niet ging, of werd hij zo ziek door de stress en de prikkels dat hij niet kon blijven. Of, ook fijn, de andere ouders vonden dat de zorg voor hun kind leed onder de zorg voor mijn kind.
Achteraf is het altijd makkelijk praten, achteraf denk je nogal eens: waarom kon dat eigenlijk niet? Maar het kon niet.
Er viel niks te kiezen.
Hierdoor liep mijn leven volledig anders dan voorzien. En niet alleen dat van mij.
Vrouwen hebben goede stappen gemaakt, maar we zijn er nog niet. We hebben nog niet dezelfde kansen. Het huidige personeelsgebrek helpt om vrouwen weer in het arbeidsproces te krijgen, maar vrouwen van nu die kampen met soortgelijke problemen als ik, die een goed deel van hun tijd steken in het zorgen voor anderen, hebben daar niks aan. Deze vrouwen, zij, ik, wij besparen de overheid een klap met geld, ten kostte van ons eigen inkomen, onze opleiding, onze toekomst, ons pensioen.
We zitten vast.
En dat wordt niet zo gezien.
De ja-maar-had-je-maar mentaliteit
‘Ja, maar, had je maar geen gehandicapt kind moeten krijgen,’ is toch vaak de onderliggende gedacht, zoals ook: had je maar niet ziek, oud of zwak moeten worden als onderliggende gedachte door de maatschappij huppelt.
Ook dat was anders in de jaren ’70. Zonder te willen stellen dat de wereld toen perfect was, bood ze wel rust voor zorgmoeders. Toen het goed mogelijk was om van 1 inkomen rond te komen, toen het pensioen tussen man en vrouw gedeeld werd zodat de vrouw niet berooid achterbleef, toen zorg uitbesteed kon worden zonder die ‘had je maar’ boodschap. Juist dit gezien worden, gaf vrouwen de kans om zich naast het zorgen ook als vrouw en mens te ontwikkelen, passend bij de tijdgeest van toen.
Maar nu dan? Hoe ziet dat gezien worden er nu dan uit?
Wat past in deze tijd?
De geijkte complimenten ‘Wat doe je het toch goed’, ‘Wat ben je toch een goede moeder’ en: ‘Wat fijn dat jij dit kan doen.’ voelen een stuk minder prettig dan je zou denken bij zo’n compliment. Het is een herinnering aan: ‘wat een leuke hobby heeft je vrouw’, het is een herinnering aan alle wegen die door het tijdverslindende karakter van zorg afgesloten zijn. Zo’n compliment voelt als een stoplap om de rest niet te hoeven zien.
Maar wat dan?
Tijdens de lunch las ik dit artikel van Raffael Argiolu: ‘Betaal luizenmoeder voor werk op school’ Hij betoogt dat het zorgt voor meer gelijkheid als moeders betaald worden voor het werk dat ze nu gratis voor scholen doen.
Dat is het, dacht ik toen. Dat is gezien worden. In een wereld waar economie alles is, waar geld telt, telt dit. Sterker nog, het is nodig om niet vroeger of later vermalen te worden. Gewoon zonder morren het inkomen en de mogelijkheden zoals opleidingen en een sociaaleconomisch vangnet verstrekken die bij het werk en de zwaarte van het werk passen. Ook als het zorgwerk voor de eigen familie of naaste omgeving betreft. Met, ja, graag, beloningen als je jezelf bewezen hebt, studiepunten haalde of een opleiding volgde, net zoals dit geldt in andere beroepen.
Dat biedt kansen en rust en het biedt de kans om de eigen verantwoordelijkheid die zo geprezen wordt ook te nemen. En omdat dezelfde regeling geldt voor vaders, kunnen werk en zorgwerk eindelijk beter verdeeld worden. Onbetaald verlof klinkt leuk, maar de rekeningen lopen gewoon door.
Als we de status van zorgwerk opvijzelen tot betaald en dus gewaardeerd werk kan vrouwen niet langer verweten worden dat ze die carrière er maar een beetje bij hebben laten zitten. Vrouwen die fatsoenlijk betaald willen worden voor hun zorgwerk hoort bij van het feminisme van nu. Enne, is het nou echt een raar verzoek?